De Illustre Lieve Vrouwe Broederschap in ‘s Hertogenbosch herbergt een ongelooflijke schat: een collectie puntgave koorboeken uit de periode 1450-1600, waarvan negen met wonderschone meerstemmige (polyfone) muziek. Samen belichamen ze de ongekende culturele bloeiperiode van het hertogdom Brabant, ook wel de Brabantse Gouden Eeuw genoemd. De boeken zijn vervaardigd in opdracht van de Broederschap en bevatten werk van gerenommeerde componisten uit die tijd, zoals Jean Mouton en Pierre de la Rue. Ze zijn door de broederschap volop gebruikt voor de liturgie, maar de muziek grotendeels inmiddels al eeuwen verstomd. Cappella Pratensis is bezig om deze koorboeken uit te pakken en daarom kon deze workshop tijdens dit jubileumjaar niet ontbreken. Zingen uit de Bossche koorboeken in ‘s-Hertogenbosch zelf waar het 500 jaar geleden geklonken heeft, een buitenkans!
In het weekend van 12 tot en met 14 april werd er onder de bezielende leiding van Stratton Bull en Tim Braithwaite – beide leden van Cappella Pratensis en werkzaam aan respectievelijk de Universiteit van Den Haag en Amsterdam – door een 13-tal deelnemers in de muziek van Jean Mouton en Benedictus Appenzeller en een paar anonieme componisten gedoken. Op vrijdagavond tijdens de introductie van de workshop werd er rustig begonnen met theoretische uitleg over de historische muzieknotatie en daarna dit meteen in praktijk gebracht in het Gregoriaanse lied Quando Martha satagebat. Ook werden er improvisatietechnieken voor het Gregoriaans – polyfonie in akkoordenvorm – toegepast. Nadat de klokken van de Sint-Jan 10 uur hadden geslagen was het tijd om alle informatie te verwerken.
Zaterdagochtend klokslag half 10 werd er begonnen aan een warmup met rek- en strekoefeningen om het lichaam voor te bereiden op een hele dag zingen. De eerste sessie begon met een korte terugblik op hetgeen wat vrijdagavond verteld werd en werd er ook kennisgemaakt met de Guidonische hand: om het van blad zingen makkelijker te maken ontwikkelde Guido van Arezzo het “solmiseren”. Dit waren lettergrepen met klanken die hij verbond aan de opeenvolging van C-D-E-F-G-A. Hij merkte op dat de eerste zes frases uit de hymne “Ut queant laxis” steeds op een toon hoger begonnen en gebruikte de eerste lettergreep voor de stappen ut, re, mi, fa, sol, la. Volgers van Guido van Arezzo ontwikkelden de Guidonische Hand: een leermethode om de intervallen goed te leren. De vingerkootjes correspondeerden met de intervallen en deze werden door de docent aangewezen, waarna de leerlingen dit moesten zingen. Het vergde even oefening voor degenen die het systeem nog niet kende, maar uiteindelijk bleek het een handig hulpmiddel te zijn. Daarna werd er verder gegaan met het bekijken en het zingen van Mundi fastum, wederom een motet wat gedeeltelijk Gregoriaans en meerstemmig is en gecomponeerd door een anonieme componist. Na de middaglunch werd er uitgebreid naar het Kyrie van de Missa Tua est potentia van Jean Mouton gekeken en tegen het einde van dag twee van de workshop kon er nog kort gerepeteerd worden in de sacramentskapel – onder grote belangstelling van een aantal bezoekers van de Sint-Jan die zich rondom de kapel hadden verzameld. Hierna was het weer tijd om huiswaarts te gaan en wederom de grote hoeveelheid informatie te verwerken.
Iedereen stond zondagochtend om half 10 weer paraat om aan de warmup te beginnen – en dat is echt nodig om een hele dag op een goede manier te kunnen zingen. Tijdens de eerste sessie werd er weer kort samengevat van wat er de afgelopen dag geleerd was en verder gegaan met het repeteren van de Gregoriaanse stukken. Aan het einde van de ochtend was er nog een verrassing: een facsimile (Latijn fac simile, “maak gelijkend”; een replica van een handschrift of oude druk) van een van de koorboeken kon van dichtbij bekeken worden.
‘s Middags werd het Agnus dei uit de Missa Ick had een boelken uutvercoren van Benedictus Appenzeller bekeken. Dit Agnus dei begint vierstemmig (superius (sopraan), contratenor (alt), tenor en bas), gaat over in een duo tussen sopraan en tenor en de laatste vers mondt uit in een achtstemmig ingenieus meesterwerkje. Althans, in de moderne notatie dat van te voren naar de deelnemers was gestuurd stonden acht stemmen, maar in de originele notatie die Cappella Pratensis bij zich had ontbraken er vier stemmen. Ra, ra, hoe kan dat? In de partijen bij het koorboek staat bij iedere partij een cryptische tekst vermeld:
Bij de superius: “Ego principium et finis qui loquor vobis”
Bij de tenor: “Qui non est mecum contra me est”
Bij de contratenor: “Ego loquor veritatem et veritas refellit me”
Bij de bas: “Licet bene loquar est qui contrariatur”
Wat vrij vertaald betekent:
“Ik ben het begin en het einde die tot jullie spreken”
“Wie niet met mij is, is tegen mij”
“Ik spreek de waarheid, en de waarheid wijst mij af”
“Hoewel ik goed spreek, is er iemand die dit tegenspreekt”
Uit deze cryptische omschrijving bleek het dat de tweede stem van elke partij achterstevoren gezongen moest worden en zo een achtstemmig stuk ontstaat. Makkelijker gezegd dan gedaan, maar de uitdaging werd aangegaan en met succes! In ieder geval ging het goed op doe-doe-doe, de originele tekst werd wel heel ingewikkeld – zeker voor de tegendraadse partijen. Na deze muzikale ontdekkingsreis was het tijd om naar de kathedraal te gaan om daar de workshop op een passende en waardige manier af te ronden. Omdat het doel van de workshop kennismaken met de Bossche koorboeken was en de workshop in zijn algemeenheid wat te kort was om een goed concert te kunnen geven, werd er in plaats daarvan een aantal opnamen gemaakt alleen voor de cursisten zelf.
Na het sluiten van de Sint-Jan werden de stukken in de prachtige akoestiek van de sacramentskapel van de Illustere Lieve Vrouwe Broederschap opgenomen. Het Alziend Oog zag en hoorde dat het goed was.
Na een heerlijk weekend van onderzoeken, ontdekken en zingen was het tijd om de sacramentskapel en de Sint-Jan weer af te sluiten. Hopelijk is een vervolg van de workshop over de Bossche Koorboeken met Cappella Pratensis eerder dan over 750 jaar, want het is zeker voor herhaling vatbaar!